Onderwijsinspectie slaat opnieuw alarm
maandag 13 januari 2025
Niet voor het eerst hebben de Onderwijsinspectie en andere instellingen alarmerende geluiden over de rekenvaardigheid van middelbare scholieren laten horen. En meer nog over de mogelijke gevolgen daarvan. Over leesvaardigheid, en mogelijkheden en acties om het getij te keren, schreven we in het Carmel Magazine van april 2024. Nu is het de beurt aan de rekenvaardigheid. In het voorjaar van 2024 trekt de Onderwijsinspectie aan de bel. Ria Westendorp, waarnemend inspecteur-generaal van het Onderwijs, schrijft in De Staat van het Onderwijs: “Steeds meer leerlingen en studenten beheersen de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap niet goed.” Ze verbindt er de constatering aan dat “de tijd van vrijblijvendheid ruimschoots verstreken” is. De rekening komt immers terecht bij de leerlingen: “Zij krijgen niet wat ze nodig hebben. (…) Het zicht op de individuele leerling of student en op diens hulpvraag ontbreekt en dat is niet effectief.” In het hoofdstuk over het voortgezet onderwijs komt de afnemende rekenvaardigheid aan bod. Op basis van steekproeven concludeert de Inspectie dat vooral vmbo-leerlingen achterblijven. Halverwege de vierjarige opleiding heeft slechts 2,0% van de basis-/kaderleerlingen het referentieniveau 2F bereikt, voor leerlingen van de gemengde- en theoretische leerweg is dat 20,4%. Terwijl ze worden geacht dat niveau te beheersen als ze na het eindexamen de school verlaten. Havisten en vwo’ers laten doorgaans betere resultaten zien, maar ook daar doen zich achterstanden voor. En voor alle leerlingen, ongeacht het schooltype, kunnen onvoldoende rekenvaardigheden serieuze gevolgen hebben voor vervolgopleiding, beroep en maatschappelijk functioneren. “Het is toch jammer als leerlingen die kunnen vliegen, worden gehinderd door een gebrek aan basisvaardigheden”, zegt Samuël Young, docent natuurkunde op de locaties Lyceumstraat en De Thij van het Twents Carmel College in Oldenzaal.
Samuëls opmerking leidt ons de scholen in. Vooropgesteld: alle Carmelscholen zijn druk bezig met programma’s om de basisvaardigheden voor lezen, taal, rekenen en burgerschap op peil te brengen. Elke school maakt daarbij eigen keuzes. We spreken daarover met vijf Carmelcollega’s van twee scholen. Van het Twents Carmel College zijn dat, naast Samuël, Rita Grunder, docent wiskunde en projectleider rekenen op de locatie Lyceumstraat, en Eline Roeloffzen, bovenschools adviseur kwaliteit en onderwijs. In Deventer, op de locatie De Boerhaave van het Etty Hillesum Lyceum, zitten we aan tafel met Ans Boots, docent natuur- en scheikunde, ß-coördinator en rekencoördinator, en Renske Wassink, projectleider basisvaardigheden. De eerste vraag ligt voor de hand: hoe zorgelijk is het allemaal? Die toch wat ongenuanceerde vraag krijgt genuanceerde antwoorden, generalisaties gaan al snel mank. Renske kijkt op haar laptop. “Hier op De Boerhaave (locatie voor havo en vwo), zaten alle brugklassers bij instroom in 2023 op niveau 1F of hoger.” 1F is het niveau dat aan het einde van de basisschool moet zijn bereikt. “En hier, locatie Het Stormink, aan het eind van het derde leerjaar: van de vwo-leerlingen zit 100% op 2F, van de havoleerlingen 70%.” Voor de goede orde: 2F is het streefniveau voor die fase van de opleiding. In Oldenzaal moet uiteraard ook aan de referentieniveaus worden voldaan. “Maar die zijn nogal globaal”, zegt Eline. “Wij kijken meer naar het functioneringsniveau, om de individuele groei binnen de referentiewaarden te registreren. Dat geeft meer genuanceerde informatie over wat de leerling al wel of nog niet kan.” Samuël geeft een verdere toelichting: “Hoe erg het is, valt niet gemakkelijk te zeggen. Belangrijker is dat we bij veel leerlingen winst kunnen behalen, dáár moeten we voor gaan.”
“We zien het al vroeg gebeuren”, merkt Renske op. “Als wij in het najaar de rekentoets afnemen, scoren de brugklassers lager dan op de basisschool. In het voortgezet onderwijs hanteren we andere rekenstrategieën dan het basisonderwijs. Dat kan ook deels verklaren waarom leerlingen bij ons in het najaar lager scoren dan op de basisschool. Daarom is het nodig dat we meer afstemmen met het basisonderwijs.” Die laatste uitspraak is geen waardeoordeel, benadrukt ze: “De basisscholen geven goed rekenonderwijs.” In Oldenzaal valt Rita haar bij: “De kinderen krijgen daar goed les, maar we moeten wel tot meer onderlinge samenwerking komen. Onderhouden van de rekenvaardigheid hoort daarbij.”
Andere factoren zijn eveneens van invloed. Zoals snel klaar willen zijn. Rekenangst kan daarin meespelen. Als ouders vertellen dat zij indertijd moeite hadden met rekenen of wiskunde, werkt dat door in hun kind. Een opmerking als “Jij kunt dat toch niet” verhoogt de drempel nog meer. Ans: “Daarom wil ik altijd zien hóé mijn leerlingen een opgave maken. Welke stappen hebben ze daarvoor gezet? Daaraan kan ik zien waar het eventueel verkeerd ging, en zegt mij meer dan de uitkomst van de som.”
Nog een probleem ligt op een ander vlak. Vakken als wiskunde, natuur- en scheikunde en economie rekenen op verschillende manieren. Uiteraard zijn de onderliggende principes gelijk, maar dat is voor leerlingen niet altijd meteen zichtbaar. Kees Hooyman, natuurkundedocent in Utrecht, hamert daarom op meer afstemming tussen die vakken, en op een diepere inbedding van het rekenen in alle vakken. Hij heeft met overheidssteun de website vakoverstijgendrekenen.nl ontwikkeld. Alle hier gepubliceerde materialen zijn vrij beschikbaar voor andere docenten.
Voor de leerlingen van de onderbouwlocatie De Boerhaave maakte het Etty Hillesum Lyceum een Rekenkaart, die op 5 november is uitgereikt. Overzichtelijk ingedeeld, met rubrieken als ‘Vergelijkingen en formules’, ‘Oppervlakte’ en ‘Omrekenen van eenheden.’ De kaart, een bewerking van de door Hooyman aangereikte adviezen, is de vrucht van een bijzondere samenwerking. Docenten wiskunde, natuurkunde, scheikunde, economie en aardrijkskunde hebben er enige vrijdagmiddagen voor bij elkaar gezeten. “Dat was bijzonder”, constateert Ans, “zo vakoverstijgend kijken en vergelijken hoe we rekenen, hebben we nog nooit gedaan.”
De Rekenkaart biedt volgens Renske bovendien meer mogelijkheden om van elkaar te leren. “Onze locatie Arkelstein voor praktijkonderwijs heeft een mooie manier gevonden om rekenen leuk te maken. Met rijke rekenopgaven leren ze spelend en puzzelend verschillende vaardigheden te verbinden.” Eén van die opgaven begint met een foto van een flatgebouw. De vraag is hoeveel mensen daar wonen. Leerlingen moeten zelf bedenken welke gegevens ze daarvoor nodig hebben. Bijvoorbeeld door het aantal appartementen tellen en te schatten wat het gemiddelde aantal bewoners per appartement is. “Mooi om te zien en inspirerend voor andere locaties.”
Schoolbreed wordt gewerkt aan een programma dat inzet op versterking van de rekendidactiek. Goed zicht op het niveau van de individuele leerling helpt om ze adequaat te begeleiden. “Voor het vmbo ontwikkelen we een doorlopend programma. In het eerste jaar ligt het accent op de rekenvaardigheden, in het tweede jaar volgt de integratie in vakken als natuur- en scheikunde, aardrijkskunde en biologie, vanaf het derde leerjaar de inbedding in de praktijk. Op de havo en het vwo zijn de problemen minder groot. Als daar leerlingen achterblijven, communiceren we dat met de bovenbouw. Daar worden dan extra rekenlessen aangeboden”, verduidelijkt Renske.
En daarbij blijft het niet. “In januari hebben we al een eerste evaluatiemoment”, vertelt Ans. “Verwijzen docenten geregeld naar de Rekenkaart? Wat zijn dan de ervaringen, wat ontbreekt misschien nog, wat kan eventueel nog worden verbeterd?” En Renske: “Het is uitvinden wat werkt en wat niet. Om daarna de resultaten te borgen, om rekenvaardigheid blijvend aandacht te kunnen geven.”
In Oldenzaal heeft het Twents Carmel College gekozen voor een meer datagestuurde aanpak. Daartoe heeft de school bij het Cito de ruwe data van de toetsen opgevraagd. “Dan kun je dieper kijken”, weet Eline, “je krijgt per leerling scherper in beeld waar diegene moeite mee heeft. En daarmee wat de leerling nodig heeft.” Ook in een ander opzicht bleek die benadering al waardevol: “We vonden een onderbelichte groep: leerlingen uit havo 3 en vwo 3, die voor rekenen nog niet op het gewenste niveau zitten. Zij krijgen nu extra ondersteuning in de vorm van rekenen op maat. Daarom kijken we niet zo zeer naar de referentieniveaus, maar naar het functioneringsniveau. Waar sta jij nu, wat heb jij nu nodig? Meer zicht helpt ons beter te sturen.” En dat in combinatie met het pedagogische klimaat, vult Samuël aan. “Vorig schooljaar hebben we veel aandacht besteed aan de motivatie van de leerlingen. Belangrijk is dat ze vertrouwen hebben en krijgen, zodat ze niet meteen opgeven en leren doorzetten. Als je op je telefoon scrolt, maak je in een halve seconde dopamine aan. Een opgave goed lezen en informatie schiften vraagt wel wat meer.” Rita valt hem bij: “We geven onze leerlingen de tijd en kansen.” En Eline: “Als je alleen de referentiewaarden hanteert, doe je de leerling tekort. Het digitale programma Smart Rekenen laat ons zien waar het misgaat. We kijken goed naar die data en wat ze ons vertellen over onze leerlingen, om die nog beter te kunnen bedienen.” “Zo kunnen we per leerling de ontwikkeling volgen en beter vaststellen waar het misgaat”, neemt Rita het gesprek weer over. Daardoor komen problemen aan het licht die anders verborgen zouden zijn gebleven. En wellicht bij anderen. Samuël wijst op de leerlingen die hebben gekozen voor de route vwo-extra. “Dat zijn slimme leerlingen, voor wie alles soms heel gemakkelijk lijkt te gaan. Maar later, in de bovenbouw, kunnen zich toch nog moeilijkheden voordoen omdat de rekenvaardigheid te wensen overlaat. Dat kunnen we nu ook ontdekken. We hadden natuurlijk extra lessen kunnen geven, maar op deze manier kunnen we veel beter scherp krijgen wat onze leerlingen nodig hebben.”
Tekst: Hans Morssinkhof Fotografie: Niki Kits-Polman
Categorieën: Nieuws/ Uitgelicht Tags: Etty Hillesum Lyceum/ Twents Carmel College/ Basisvaardigheden/ Onderwijsinspectie/ Rekenen Vertoningen: 14