Rob Franssen is docent natuur- en scheikunde (breed) op het Marianum. ‘In het tweede jaar dat ik les gaf, werd een jongen uit 3 vwo bij me uit de les geroepen. Het bleek dat zijn vader was overleden. De jongen was natuurlijk erg overstuur en de eerste tijd erna liet ik hem maar begaan. In die tijd overleed ook mijn schoonmoeder. Na een aantal weken leek het erop dat die knul helemaal niets meer deed. Doordat ik zelf ook met een verlies geconfronteerd was, durfde ik hem aan te spreken op zijn inactieve houding. Waarbij ik hem vertelde dat het natuurlijk verschrikkelijk was wat er gebeurd was, maar dat hij op de manier zoals hij nu bezig was, zijn examen op termijn niet zou halen. Dat was vast niet wat zijn vader gewild zou hebben. Hij hoorde mijn verhaal aan en liet het schijnbaar van zich afglijden. Er veranderde dat jaar ook niet veel meer aan zijn houding.
Franciska Soepboer is adviseur op het bestuursbureau van Carmel.
Natuurlijk hebben we allemaal het idee dat we vaak een goed gesprek met iemand hebben. Ook binnen Carmel zijn we veel met elkaar in gesprek; dat vind ik juist mooi van onze organisatie. Maar het ‘goede gesprek’ heeft een vorm die niet zo vanzelfsprekend is. Het heeft bijvoorbeeld geen vooropgezet doel; het gaat om samen zoeken. Een stukje tekst, situatie, schilderij of film ligt in het midden en daar ga je met anderen over in gesprek. In eerste instantie doe je dat door je eigen gedachten bij de tekst, schilderij of film op te schrijven. Wat raakt je en waarom, wat schuurt er juist? Na deze individuele ronde ga je met elkaar in gesprek. Iedereen vertelt wat hij of zij heeft gehoord of gezien en waardoor hij of zij geraakt was (positief of negatief). Daarbij is het belangrijk om in de “ik”-vorm te spreken, niet in “jou” of “men”.