'Ik heb vooral behoefte aan duidelijkheid'
dinsdag 27 februari 2024
Jessie* zit in de bovenbouw vwo van het Augustinianum in Eindhoven. Een van de dingen die haar kenmerkt, is dat haar brein anders werkt dan gemiddeld. Is daar op school ruimte voor? In vervolg op het artikel ‘Carmel en het nieuwe ‘wij’’ (april 2023) vertellen verschillende mensen in Carmel Magazine wat ‘ruimte krijgen’ voor hen betekent.
“Wat autisme bij mij inhoudt, vind ik lastig te zeggen. Mensen om me heen leggen het soms uit als dat de bedrading in je hersenen anders loopt. Mij zegt dat niet zoveel. Iedereen is anders, en dit is gewoon zoals ik ben. Wat ik wel herken, is dat informatie in mijn hoofd soms een omweg neemt. Ik kan iets horen, weten wat er gezegd wordt en toch pas een paar dagen later denken: o, daar ging het over! Naar school gaan vind ik oké. Niet per se leuk, maar het is verplicht. Je gaat ernaartoe om dingen te leren, dus daar kom ik voor. Niet voor alle dingen die eromheen worden georganiseerd. Als ik naar een feest ga, dan graag naar een feest dat mij leuk lijkt. Een schoolfeest is dat niet. Daar leer je vast ook dingen van, maar dat zijn niet de dingen waarvoor ik naar school kom. ‘O kijk, gezellig, we gaan hier nu met alle leerlingen een feest vieren!’ Voor mij voelt dat onnuttig. Ik ga dan liever naar huis. Drukte kan ik soms wel hebben, maar op andere momenten wordt het te veel. Dan heb ik het gevoel dat ik tegelijkertijd alles en niks meer binnenkrijg. Ik kan bij wijze van spreken de klok horen tikken die aan de andere kant van het klaslokaal hangt, maar de persoon naast me hoor ik niet. Dat heb ik niet alleen met geluid, maar met alle prikkels. Dus ik voel bij wijze van spreken wel het labeltje in mijn kleren, maar niet mijn pen, en ik zie wel die plantenpot daar in het hoekje, maar niet wat de docent op het bord zet. Schooldagen met lessen waarin ik gewoon op kan letten en mijn huiswerk kan maken, vind ik prettiger dan dagen waarop ik veel in groepjes moet werken. Praktische opdrachten vind ik niet per se stom, het samenzijn ook niet, en een uurtje gaat nog wel. Maar als het meer wordt, en als ik dan ‘s middags thuis ook nog bij mensen moet zijn… dat is gewoon véél. Of mijn docenten weten dat ik autisme heb, zou ik niet kunnen zeggen. Ze zien dat ik bij toetsen langer blijf zitten omdat ik extra tijd heb. Maar die extra tijd heb ik ook vanwege dyslexie en dat is wat ik bovenaan de toets schrijf. Dus of ze rekening met mijn autisme houden? Ik weet het niet. Maar van mij hoeft dat ook niet. Er zijn zoveel leerlingen die iets hebben en docenten kunnen niet met alles en nog wat rekening houden. Wat ik wel lastig vind, is als docenten veel persoonlijke praatjes houden in de les. Dat is misschien prettig als je een keer geen zin hebt in de les, maar ik kan daardoor niet goed meer filteren wat lesstof is en wat niet. Als een biologiedocent vertelt over zijn honden, hoort dat dan bij biologie of is het een persoonlijk verhaal? Heb ik eenmaal door dat het een persoonlijk praatje is, dan ga ik minder opletten. O kijk, leuke vogeltjes buiten! Daar staat een kerk! Waar komt het christendom eigenlijk vandaan? En ineens is de les halverwege en heb ik helemaal niet doorgehad dat die begonnen was. Het liefst zou ik eerst de les hebben en dan persoonlijke praatjes, al snap ik dat dit voor anderen onnatuurlijk aanvoelt. Wat naar mijn idee écht beter kan, is de manier waarop docenten vragen stellen. Vaak is het onduidelijk wat ze willen weten. Niet dat ze elke vraag apart aan mij moeten komen uitleggen, dat zou heel ongemakkelijk worden. Maar veel vragen worden zo gesteld dat je ze op meer manieren kunt opvatten, en soms doe ik dat op de ene manier en veel medeleerlingen op de andere. En dan heeft de docent niet door waarom ik heb opgeschreven wat ik heb opgeschreven en staan er drie grote vraagtekens in de kantlijn. Ongeacht of mijn antwoord goed of fout is, wil ik dat de docent weet hoe ik erbij kom. Dus dat ga ik dan bespreken en vaak is de reactie dan: ‘oké, ja, zo kun je de vraag ook lezen’. Tegenwoordig gebeurt dit wel minder vaak dan in de onderbouw. Misschien dat bovenbouwdocenten beter weten hoe ze duidelijke vragen moeten stellen, dat daar in hun opleiding meer aandacht voor is. Van praktische opdrachten ben ik geen groot fan. Ik vind ze vaak onduidelijk. Een toets kun je inplannen en dan weet je: oké, zo ver van tevoren moet ik gaan leren. Maar bij opdrachten is het vaak: ‘schrijf een verslag’. Moet dat een halve pagina zijn, of vijftien, of zeventig? ‘Het is genoeg als alle onderwerpen aan bod komen.’ Kan ik dan alles in één zin opschrijven? Kan ik er uitleg bij geven? En hoe diepgaand wil je dat? Ik snap dat die vrijheid een beetje het idee van een verslag is, maar voor mij is het onduidelijk. Zeker als ik vervolgens vier pagina’s inlever en er dan wordt gezegd: ‘o, dat is wel erg kort.’ Wat ik wil gaan studeren, weet ik nog niet. Mijn lijstje gaat van biochemie tot wiskunde en bouwkunde. Heel breed, al heeft het allemaal iets technisch. Ik heb natuur en techniek gekozen, met natuur en gezondheid erbij. Het prettige daaraan vind ik dat de vakken duidelijk zijn. Als je de regels volgt, kom je er wel. Achter een vak als Frans zitten vast ook regeltjes, maar die worden weinig uitgelegd en vaak is het toch: ‘het staat in je boek, leer het maar’. Bij scheikunde is dat soms ook wel zo, maar dat kun je toch meer begrijpen. Ook de lessen vind ik prettiger. Verplichte vakken volg je in je stamklas, daar zit je met mensen van alle profielen bij elkaar. Ik heb het idee dat ik iets meer aansluiting heb bij mensen die dezelfde richting hebben gekozen als ik. Ik zit in een behoorlijk autistisch vriendengroepje, al komt het onderwerp niet vaak ter sprake. Ik kan niet zeggen dat ik met iedereen uit de groep echt vrienden ben, en met de meesten spreek ik ook niet af. Maar met enkelen wel. En als er mensen zeggen: wie gaat er mee naar de bieb, dan doe ik dat soms. In sociale situaties wil ik graag kunnen kiezen wanneer ik wegga. In de bieb is het niet superdruk en daar kan ik gewoon zeggen: ‘oké, ik ga nu naar huis’. Naar verjaardagen ga ik meestal niet. Dat klinkt misschien gemeen: als ik voor mijn verjaardag een feestje zou willen vieren, zou ik ook graag willen dat er mensen komen. Maar drukke feestjes vind ik echt te heftig. Dus als iemand uit mijn vriendengroep een feestje geeft, hoop ik maar dat de anderen wel van drukke feestjes houden. Ik heb wel het idee dat het langzamerhand allemaal wat makkelijker wordt. De drukte, de sociale dingen, ik heb er minder last van dan in de onderbouw. Per dag kan ik langer in dat soort situaties zijn zonder dat het te veel wordt. Dus vraag je me nu of ik meer ruimte nodig heb op school: niet echt. Ja, iets meer vrijheid om naar huis te gaan als dat een keer echt nodig is. Maar verder heb ik vooral behoefte aan duidelijkheid.” ‘Ik** heb rust en ruimte nodig dat is toch niet zo ingewikkeld Structuur en duidelijkheid anders raak ik hier overprikkeld Geef mij geen label zoals Becker** want dit is geen beperking Ik ben één met de klas al gaat het anders met verwerking Want soms voel ik zoveel dat ik mijn gevoel niet kan uiten Zo gefocust op één ding dat ik de boel niet zie daarbuiten Nee niet onverwacht maar hoe scheid je hoofd- en bijzaak Want samenhang is lastig maar jouw stempel is wat mij raakt’ (Jeroen van Goor, docent Twents Carmel College, Lyceumstraat, Instagram: @geef.acht)
* Jessie heet in werkelijkheid anders. ** Jessie is niet de ik-persoon in bovenstaand gedicht. *** Howard Becker, een criminoloog die een theorie heeft ontwikkeld over de gevolgen van het labelen of etiketteren van mensen. Lees ook de andere artikelen uit deze reeks:
Tekst: Suzanne Visser Fotografie: Niki Kits-Polman
Categorieën: Nieuws Tags: Augustinianum/ Kennis is maar de helft/ Ruimte Vertoningen: 1006