Samen de beste oplossing voor leerlingen zoeken
woensdag 17 januari 2024
Als het aan Carmel ligt, zijn schoolgebouwen niet alleen veilig en gezond, maar ook duurzaam én inspirerend. Liefst morgen nog! Maar huisvestingsvraagstukken zijn weerbarstig, zelfs voor een proactief bestuur als Carmel. Hoe komt dat? En zijn er oplossingen te bedenken? Vragen voor Leo van Wijchen, teamleider Huisvesting & Facilities, Karel van der Velden, controller van Carmel en Rob Olde Meule, directeur bedrijfsvoering van het Etty Hillesum Lyceum.
Laten we één ding vooropstellen, zegt Leo voordat hij samen met Karel en Rob ingaat op de ingewikkelde puzzel waar Carmel de komende jaren voor staat: in Nederland is de onderwijshuisvesting best goed voor elkaar. “Als ik naar de publieke scholen in de landen om ons heen kijk, zou ik met geen enkel land willen ruilen. Tegelijkertijd stellen we bij Carmel wel hoge eisen. Wij zien een schoolgebouw niet alleen als een plek om les te geven: het moet voor het onderwijs toegevoegde waarde hebben. Zo staat het ook in Koers: ‘Onze secundaire processen staan in dienst van onze onderwijsambities’. En voor toekomstbestendig onderwijs, dé onderwijsambitie voor de komende jaren, hebben we veilige, gezonde, duurzame en inspirerende gebouwen nodig.”
Veilig, gezond, duurzaam en inspirerend: op dit moment voldoet ongeveer de helft van de 45 Carmellocaties aan deze omschrijving. Bij de andere helft moet de komende jaren iets gebeuren: omdat de indeling niet meer past bij het huidige gebruik, omdat er verduurzaming of een beter binnenklimaat nodig is of omdat de gebouwen zodanig verouderd zijn dat vervangende nieuwbouw de enige optie is. Wat dit lastig maakt, is dat veel Carmelscholen zijn gebouwd in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Lange gangen met aan weerszijden lokalen waren toen heel populair. En zulke gebouwen zijn moeilijk aan te passen.
Toch moet er iets gebeuren, want op dit moment is de huisvesting binnen Carmel niet rendabel. Een rekensommetje: Carmel ontvangt per leerling ongeveer 9.000 euro per jaar, waarvan 720 euro (8%) is bestemd voor huisvesting. Voor elke leerling is 10 m2 vloeroppervlak nodig en elke vierkante meter kost 80 euro per jaar, dat is 800 euro per leerling per jaar. “We komen per leerling dus 80 euro tekort”, zegt Karel. “Geld dat ergens anders vandaan moet komen. En we willen niet dat huisvesting ten koste gaat van het onderwijs.”
Wat het ingewikkeld maakt, is dat schoolbesturen lang niet alles zelf in de hand hebben. Zij zijn alleen verantwoordelijk voor onderhoud en exploitatie; voor nieuwbouw en vervanging zijn ze afhankelijk van de gemeente. “Sommige gemeenten hebben tijdig een integraal huisvestingsplan gemaakt en de middelen daarvoor gereserveerd. Daar kun je zaken mee doen.”, zegt Leo. “Maar andere gemeenten moeten voor iedere vraag naar de gemeenteraad: waar zullen we het geld weghalen? Bij jeugdzorg bijvoorbeeld? Of verkeersveiligheid? Als schoolbestuur mag je zelf wel iets bijdragen in de kosten van nieuwbouw en vervanging, maar daarmee red je het niet. Dus als de gemeente niet kan of wil, kun je niks.”
Ook is het lastig dat vastgoed een andere horizon heeft dan onderwijs. “Een schoolgebouw moet zo’n veertig jaar meegaan en in die tijd gebeurt er in het onderwijs van alles wat je nu nog niet kunt voorspellen”, zegt Karel. Daardoor kun je bij nieuwbouw en renovatie niet zomaar voor de simpelste oplossing kiezen: “Je wilt zó bouwen dat je het gebouw later met zo min mogelijk kosten kunt aanpassen”, zegt Rob, die daar bij het Etty Hillesum Lyceum regelmatig mee te maken heeft. “Bijvoorbeeld als de onderwijsdoelen veranderen of de leerlingaantallen dalen.”
Vooral dat laatste bezorgt Carmel hoofdbrekens. “Wij zitten met bijna alle schoolgebouwen in krimpregio’s waar de komende jaren minder leerlingen rondlopen”, zegt Leo. “In totaal gaan we van 38 duizend leerlingen in 2014 naar 30 duizend in 2030. Dat is ruim 20% minder leerlingen en naar rato minder inkomsten; dan praat je over jaarlijks 6 tot 7 miljoen euro minder voor huisvesting. Terwijl je niet kunt zeggen: ik doe een kwart van de gebouwen dicht. Want de praktijk is dat in een lokaal waar vroeger 25 leerlingen zaten, nu 21 leerlingen zitten. Dat lokaal is nog steeds nodig.”
Carmel ziet dit probleem al jaren aankomen, zegt Karel. “We hebben het vroegtijdig op tafel gelegd om te zorgen voor bewustwording. Al onze scholen hebben strategische huisvestingsplannen gemaakt. Daarin staat: hoe gaat onze leerlingpopulatie eruitzien, wat hebben we daar voor gebouwen voor nodig en hoe verhoudt dat zich tot de gebouwen die we hebben? Ook hebben we die 8 procent van de bekostiging die beschikbaar is voor huisvesting, tot norm gemaakt en voeren we met alle scholen die meer uitgeven, stevige gesprekken. Maar dan stuit je dus op die lastig aanpasbare gebouwen, op de noodzaak tot flexibilisering, op de afhankelijkheid van de gemeente, op het feit dat de krimp niet geconcentreerd maar verspreid plaatsvindt op al die problemen die we zojuist hebben besproken.”
En alsof dat niet genoeg is, zijn de kosten van bouwen en verbouwen de laatste jaren sterk gestegen als gevolg van alle wereldproblemen. Voor het Etty Hillesum Lyceum is dit momenteel dé uitdaging. De school wil samen met de gemeente Deventer twee afgeschreven vmbo-gebouwen vervangen door één duurzaam en rendabel gebouw op de locatie De Marke Zuid. Rob: “Vinden we bij de aanbesteding nog wel partijen die dit gebouw willen neerzetten binnen het maximale budget dat de gemeente en Stichting Carmelcollege bij elkaar kunnen brengen? En zo niet, wat dan? Blijven zitten met afgeschreven gebouwen, veel te veel vloeroppervlak en hoge kosten?”
Het zijn reële dilemma’s, zegt Leo. “Uiteindelijk komt het hierop neer: dalende leerlingaantallen en stijgende kosten brengen ons in een spagaat. Als we niks doen, moet het mes straks in de formatie en dat is het laatste wat we willen. Bij Carmel weten we precies wat we met huisvesting willen, maar in de huidige omstandigheden kunnen we die ambitie niet overal realiseren. Over vijf jaar hebben we 100 duizend vierkante meter vloeroppervlak te veel. Dat kunnen we niet negeren. We gaan er 75 duizend vierkante meter van afstoten of sluiten, het overige is marge. Voor de eerste 65 duizend vierkante meter ligt het plan klaar, de rest bekijken we daarna.” Er zit niets anders op, bevestigt Karel: “In overleg met de scholen en betrokken gemeenten moeten we oplossingen zoeken waarbij het primaire proces leidend blijft.” Pijnlijke keuzes zullen onvermijdelijk zijn, zegt Leo. “Willen we op de lange termijn aan zoveel mogelijk leerlingen toekomstbestendig onderwijs blijven bieden, dan moeten we locaties loslaten. Er zijn gemeenten waar iedereen ziet: hier is een havo/vwo-school te veel. Of, wat vaker voorkomt: hier is het vmbo niet rendabel. Dan kun je niet zeggen: ‘maar mijn school blijft zoals die is’. Je kunt beter met alle scholen en besturen in de stad of regio kijken hoe je het samen voor de leerlingen zo goed mogelijk kunt doen. Op verschillende plekken gebeurt dat al: het Alma College in Almelo waarin drie vmbo-scholen van verschillende besturen zijn samengegaan, is daar een mooi voorbeeld van. Dus laten we vooral in verbinding naar oplossingen zoeken.” Tekst: Hans Morssinkhof Fotografie: Niki Kits-Polman
Categorieën: Nieuws/ Uitgelicht Tags: Huisvesting Vertoningen: 849