Liggen we op Koers?
dinsdag 8 november 2022
Kennis is maar de helft, zeggen we in Koers 2025 nadrukkelijker dan ooit. Maar erváren leerlingen dat ook? Leerlingen van het Twents Carmel College in Oldenzaal gingen hierover in gesprek en formuleerden vijf praktische adviezen voor hun school.
Leerlingen
Gespreksleiders
In deze serie gaan we in elke editie van Carmel Magazine op een Carmelschool met leerlingen in gesprek over één van de drie speerpunten uit de paragraaf ‘De Carmelleerling: wereldwijs en klaar voor de toekomst’ in Koers 2025. Ditmaal praten we op de locatie Lyceumstraat van het Twents Carmel College over ‘Kennis is maar de helft’: in hoeverre merken leerlingen in de praktijk van het onderwijs dat persoonlijke en sociale ontwikkeling net zo belangrijk is als cognitieve ontwikkeling? ‘Ik vind dat de school een plek van persoonlijke ontwikkeling moet zijn in plaats van een plek waar we als leerlingen alles doen voor cijfers.’ De stem van Laure Olde Damink (6 vwo) zweeft de ruimte in vanaf het digibord in de kapel van de locatie Lyceumstraat. Een beetje ongemakkelijk is het voor Laure wel, om haar eigen speech voor het vak algemene wetenschappelijke ontwikkeling terug te kijken in het gezelschap van zeven medeleerlingen, twee docenten en twee redactieleden van Carmel Magazine. Maar docent Koen Nijhuis, die deze bijeenkomst heeft voorbereid, heeft gevraagd of hij de speech mag laten horen omdat Laure belangrijke dingen zegt over het gespreksonderwerp van vanochtend: kennis is maar de helft.
Koen en zijn collega Peter Hogenkamp willen weten of leerlingen daar in de dagelijkse praktijk genoeg van merken. Is persoonlijke en sociale ontwikkeling op school écht even belangrijk als cognitieve ontwikkeling? Zo niet, wat zou de school dan beter kunnen doen?
Daar blijken de leerlingen genoeg ideeën over te hebben. 'Het zou goed zijn als docenten en leerlingen meer tijd voor elkaar zouden nemen', constateert Milou na de speech van Laure. 'Nu gaat veel tijd op aan het overdragen van de stof. Het is go, go, go, alles moet af.' Dat is niet zo effectief, zegt Lisa: 'Halverwege het leren denk ik soms: wat ben ik aan het doen?! Mijn hoofd is leeg, ik stop er kennis in, ik maak de toets en daarna vergeet ik het weer. Terwijl leren ook heel leuk kan zijn.' Doorpratend komen de leerlingen erop uit dat leerplezier vooral zit in de mate waarin de leerstof betekenis voor hen heeft. 'Als het leren betekenis heeft, gaat het makkelijk, dan ben je heel anders met de stof bezig', zegt Laure. Dat vindt Romy ook: zij komt bijvoorbeeld regelmatig bij vrienden en familie in Duitsland en is daardoor heel gemotiveerd voor Duits. Zo heeft iedereen in zijn eigen leefwereld andere aanknopingspunten.
Bij vakken waar je die aanknopingspunten niet hebt, is het lastiger. Wat als een vak weinig betekenis voor je heeft? Dan wordt de eerste opmerking van Milou belangrijk, vindt de groep: dat leerlingen en docenten de tijd nemen voor elkaar. Betekenis kan ook ontstaan door persoonlijk contact tussen docenten en leerlingen: ‘Als je een goede band hebt met de leraar en als er over en weer respect is, dan vind je de les meteen interessanter’, zegt Benthe. Het voortgezet onderwijs kan wat dat betreft leren van het basisonderwijs. Daar praten leerkrachten en leerlingen in kringgesprekken met elkaar en leren ze elkaar veel beter kennen. ‘Als je elkaar goed kent, deel je eerder wat er in je omgaat en dat delen is belangrijk voor je persoonlijke ontwikkeling’, zegt Lisa. ‘Delen wat er in je omgaat is ook van belang om uit te vinden waar je toekomst ligt’, vindt Benthe. ‘Op school moet het niet alleen gaan om wat je goed kunt en waar je goede cijfers voor haalt. Het is ook de plaats om te ontdekken wat je leuk vindt om te doen.’ Vera vult aan: 'Als je eenmaal weet wat je met je leven wil bereiken, heb je meer plezier in leren en dan wordt het voor de leraren ook leuker om les te geven.' En enthousiasme bij docenten werkt weer aanstekelijk voor leerlingen. Minstens zo belangrijk is het dat leerlingen in de les zélf met de leerstof aan de slag kunnen, vindt de groep. Nu gebeurt dat bij veel vakken vooral thuis, bij het huiswerk. Docenten gebruiken dikwijls een groot deel van de les om over de leerstof te vertellen. Dat lijkt misschien efficiënt, 'maar als een docent de hele tijd aan het woord is over een onderwerp dat je niet zo interessant vindt, gaat de helft langs je heen', zegt Lisa. Als je in een groepje zelf aan het werk kunt, komt er misschien minder aan bod, maar blijft de stof wel beter hangen. 'Of behandel een onderwerp via een discussie in de klas', zegt Morris, 'dat is veel leuker dan lesstof in een boek.'
Het is tijd om alle meningen in concrete adviezen om te zetten. Daarvoor doen de leerlingen eerst in groepjes het bordspel ‘We Own The School’. Aan de hand van stellingen over betekenisvol onderwijs en de aandacht voor persoonlijke ontwikkeling op school (de twee onderwerpen die in het gesprek het meest naar voren zijn gekomen) inventariseren de leerlingen eerst hoe het nu gaat op school en vervolgens hoe zij dat graag in de toekomst willen zien. De uitkomsten worden op flipovers gezet en samengevat in vijf adviezen aan de school (zie kader). ‘Het zou vooral fijn zijn als het onderwijs wat persoonlijker wordt’, vat Zoë samen. Op allerlei manieren: meer persoonlijk contact tussen leraren en leerlingen. Geen “u” meer, maar “jij”. Meer tijd om in de klas te praten over wat je bezighoudt in je leven buiten school, bijvoorbeeld op een vast moment aan het begin van de dag. Daarnaast meer tijd voor mentoraat. Een-op-een, zodat het over je leerresultaten kan gaan, maar vooral over je persoonlijke toekomst. En een mentoruur met de hele groep, zodat er een veilige sfeer groeit waarin iedereen zichzelf kan zijn.
Natuurlijk kost dat allemaal tijd, maar die tijd is zó terugverdiend in de vorm van meer leerplezier en motivatie bij leerlingen en docenten, voorspelt de groep. Zeker als leerlingen ook wat meer individuele keuzemogelijkheden krijgen, zodat ze het programma een beetje kunnen afstemmen op hun persoonlijke behoeften en interesses. 'Flexuren bijvoorbeeld. Dan kun je wat meer tijd besteden aan vakken die je moeilijk vindt en minder aan vakken die je makkelijk vindt', zegt Lisa. Bijkomend voordeel is dat je gaat nadenken over hoe je leerdoelen bereikt en daar keuzes in leert maken. Ook dat geeft het onderwijs betekenis. Eigenlijk is het simpel, zeggen de leerlingen: een investering in de "andere helft" van het onderwijs is ook een investering in de "kennis"-helft.
Docent Koen Nijhuis van het Twents Carmel College, locatie Lyceumstraat, maakte een handige lesbrief bij het Koers-speerpunt “Kennis is maar de helft”. Aan de hand van vier werkvormen – een socratisch gesprek, het bordspel We Own The School, een brainstormsessie en een eindgesprek – komen leerlingen tot concrete adviezen voor hun eigen school. De lesbrief is voor alle Carmelscholen beschikbaar.
Dit adviseren leerlingen van het Twents Carmel College: 1. Investeer in een hechte band tussen leerlingen en leraren Als we elkaar kennen en er over en weer respect is, gaat het leren veel makkelijker. 2. Begin de dag met een kringgesprek Het is fijn om als groep te praten over wat ons buiten school bezighoudt. 3. Gebruik meer activerende didactiek Er is meer leerplezier als we zelf aan de slag kunnen en minder lang naar de docent hoeven te luisteren. 4. Geef leerlingen meer keuzevrijheid We zijn gemotiveerder als we het onderwijsprogramma meer kunnen afstemmen op onze persoonlijke behoeften en interesses. 5. Versterk het mentoraat Regelmatige begeleiding door de mentor – individueel én in groepsverband – is belangrijk om goed te kunnen leren, en voor persoonlijke en sociale ontwikkeling. Tekst: Suzanne Visser Fotografie: Niki Kits-Polman
Categorieën: Nieuws/ Uitgelicht Tags: Twents Carmel College/ Kennis is maar de helft/ Ruimte in verbinding Vertoningen: 752